uit een dagboek

Het zandpad weerkaatst

de warmte van boven.

Op een wal langs de akkerrand

een koel plekje gevonden

onder het lover van een eikeboom.

Bovenlijf bloot, ruggelings tegen de stam,

voel ik een kracht die opwaarts stroomt.

 

Voor me ligt een korenveld,

een vlak van grijsgroene halmen,

bestippeld met klaprozen,

koren-, en gele ganzebloemen.

Een vrolijk beeld

door God –dichter en schilder tegelijk-

zonder pen of penseel

over het land gespreid.


Om zoiets moois te zien

hoef je niet naar Frankrijk.

Schoonheid is overal,

als je maar goed kijkt!


 



Uit het dagboek van een veertienjarige


`s Morgens kwart over vier

stil de trap afgedaald.

Op de nok van het schuurtje

kraait de haan zich schor.

Een heidens kabaal,

alsof de dag niet vanzelf  ontwaakt.


Door een beneveld landschap

naar grootvaders akker gewandeld.

Laatste hoekje bieten geschoffeld,

bonen gewied.

Patrijs met dertien kuikens gezien.

Ongeluksgetal?

Welnee, ik tel er nog twee.


Half elf, het werk gedaan,

op de weg terug

even langs een slootje stilgestaan.

Vergeet-me-nietjes aan de waterkant,

een koelblauw tapijtje

door gele vlammetjes omrand.

Tormentil of zoiets?

Geen flora bij de hand.


Schapenpaadje gevolgd

langs Hilbrands heideven,

diep geknield voor zonnedauw,

zeldzame vlinder gezien die ik niet ken.